21305 |
buurten |
klenderen:
klandere (Q197a Terlinden)
|
de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24604 |
canadapopulier |
canada:
kannada (Q197a Terlinden)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23581 |
canon |
canon (lat.):
canon (Q197a Terlinden)
|
Het op het sanctus volgende hoofdgedeelte van de mis, de canon = eucharistisch gebed. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18067 |
cariës |
slechte tanden:
slechte teng (Q197a Terlinden)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
vastelavondsoptocht:
vastelaovendsoptoch (Q197a Terlinden)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33749 |
castreren |
snijden:
šnii̯ǝ (Q197a Terlinden, ...
Q197a Terlinden)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-9
|
23886 |
catechismus |
christenleer:
kristelier (Q197a Terlinden)
|
De katechismus, de christelijke leer, de kristenleer, de kinderleer [de kienderlieër, kristelier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23887 |
catechismusboekje |
catechismus:
kategismés (Q197a Terlinden),
christenleer:
kristelier (Q197a Terlinden)
|
Het boekje [kategèssemes, kategèsm, katejismes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23889 |
catechismusles |
catechismus:
kategismés (Q197a Terlinden)
|
Het onderricht, katechismusles in de kerk of op school. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmęnt (Q197a Terlinden),
enci-cement:
enci-cement (Q197a Terlinden)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|