21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
luustere (Q197a Terlinden)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34541 |
een ei afpellen |
schalen:
šālǝ (Q197a Terlinden)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
doorluchten:
dø̜̄rlyxtǝ (Q197a Terlinden)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
23950 |
een gelofte doen |
gelofte doen:
gelaofte daoé (Q197a Terlinden)
|
Een gelofte doen, afleggen bijv. om op bedevaart te gaan [gelaove, jelobe]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20131 |
een hond vleien |
teutelen:
teutele (Q197a Terlinden)
|
Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
30049 |
een huis uitzetten |
uitzetten:
ūt˲zętǝ (Q197a Terlinden)
|
De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.]
II-9
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
dragen:
drage (Q197a Terlinden)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28628 |
een koningin opzetten |
(een) koningin geven:
kø̄neŋen gę̄vǝ (Q197a Terlinden)
|
Een moerloos volk een koningin geven. [N 63, 100c; monogr.]
II-6
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
kruutske gève (Q197a Terlinden)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
zengenen:
zengene (Q197a Terlinden)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|