18957 |
gluiperd |
lusch:
loesj (Q197a Terlinden),
stiekemerd:
stiekemerd (Q197a Terlinden)
|
boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
louche:
loesj (Q197a Terlinden),
onguur:
òngeur (Q197a Terlinden)
|
huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23922 |
god de vader |
heer god:
herregod (Q197a Terlinden)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
catechismus:
kategismés (Q197a Terlinden)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
goed opschieten:
sjöt good op (Q197a Terlinden)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33919 |
goedaardige droes |
krop:
krø̜p (Q197a Terlinden)
|
Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
gooje vriedig (Q197a Terlinden)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
gooj wēēk (Q197a Terlinden)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18954 |
goedzak |
goed mens:
good miens (Q197a Terlinden),
goede ziel:
goj zièl (Q197a Terlinden)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30581 |
goudbrons |
verguldsel:
vǝrgøltsǝl (Q197a Terlinden)
|
Goudkleurig verfpoeder. [N 67, 10a; monogr.]
II-9
|