21352 |
spreken, praten |
klappen:
klapə (K358b Tervant)
|
praten, kletsen [ZND m]
III-3-1
|
20125 |
staart |
staat:
steͅt (K358b Tervant)
|
staart [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
28377 |
stal |
stal:
stal (K358b Tervant)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
17821 |
steek |
steek:
stēk (K358b Tervant)
|
steek [ZND m]
III-1-2
|
19408 |
steelvormig handvat |
steel:
stēͅl (K358b Tervant)
|
steel van een vork [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
25195 |
sterx |
ster:
stēͅr (K358b Tervant)
|
ster [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
18106 |
strontje |
weern:
wējən (K358b Tervant)
|
strontje [ZND m]
III-1-2
|
21591 |
sturen |
sturen:
sty(3)̄rə (K358b Tervant, ...
K358b Tervant)
|
sturen [ZND m]
III-3-1
|
19667 |
tafel |
tafel:
toͅfəl (K358b Tervant)
|
tafel [ZND m]
III-2-1
|
19781 |
thuis |
te uwerst:
tūrəst (K358b Tervant)
|
ten uwent [ZND m]
III-2-1
|