| 34397 |
moederloos lam |
wees:
wēs (Q118a Terwinselen)
|
Moederloos of door de moeder verstoten lam. [N 77, 25; L 20, 22d; A 4, 22d]
I-12
|
| 19940 |
moer |
moer:
moo:r (Q118a Terwinselen)
|
konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
| 33700 |
moeras |
moeras:
moras (Q118a Terwinselen)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 17758 |
mond |
mond:
monk (Q118a Terwinselen)
|
Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 26400 |
naaf |
naaf:
nāf (Q118a Terwinselen)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
| 28708 |
naaien |
naaien:
nīǝnǝ (Q118a Terwinselen)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
| 17770 |
nagel |
naal:
naa:l (Q118a Terwinselen)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 25410 |
nagels verwijderen |
schoen(en) uittrekken:
šoŋ ustrɛkǝ (Q118a Terwinselen)
|
De nagels worden meestal afgetrokken met de haak die aan de bovenkant van de krabber zit. Men kapt of snijdt ze ook wel af of wringt ze met de hand af. Alvorens de nagels te verwijderen houdt men ze in heet, zelfs kokend water. [N 28, 35; monogr.]
II-1
|
| 25392 |
nagieten |
reinspoelen:
rɛn spø̜lǝ (Q118a Terwinselen)
|
Nadat de haren afgekrabd zijn, wordt het dier met koud water afgespoeld; enerzijds om achtergebleven haren en eventueel vuil te verwijderen, anderzijds om het nascheren gemakkelijker te maken. [N 28, 26]
II-1
|
| 25393 |
nascheren |
hingerblijveren uittrekken:
heŋǝrblivǝrǝ ūstrɛkǝ (Q118a Terwinselen)
|
De haren die na het afkrabben van de opperhuid zijn blijven zitten met een mes of iets dergelijks verwijderen. [N 28, 32; N 28, 25; monogr.]
II-1
|