e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
enten griffelen: griffelen (Tessenderlo), grifəln (Tessenderlo), zetten: zetten (Tessenderlo) [RND 04] [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux entre-deux: entre-deux (Tessenderlo), õ̜ntrǝdø̄ (Tessenderlo), point-clair: pwãŋklē̜r (Tessenderlo) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): ammelot (Tessenderlo), enveloep (Tessenderlo), envelop (Tessenderlo, ... ), enveloppe (Tessenderlo), unvelop (Tessenderlo), omslag: nen oemslag (Tessenderlo) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie ziekte die besmettelijk is: die zikte is besmuttelijk (Tessenderlo), ziekte die voortgaat: die zikte goat vut (Tessenderlo) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
epistel epistel (<lat.): eepistel (Tessenderlo) De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
erf geleg: gəlēx (Tessenderlo), gəlīəx (Tessenderlo), koer: kūr (Tessenderlo), mesthof: meͅst(h)oͅf (Tessenderlo) I-7
erf en omliggende landerijen hoeve: huf (Tessenderlo) De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8
ericaborstel heiborstel: hājbø̜stǝl (Tessenderlo) Bepaald soort borstel met beweeglijke stalen pennen die de heidehoning in de raat moet losmaken, voordat hij geslingerd wordt. Sommige honingsoorten, met name de heidehoning, laten zich niet gemakkelijk slingeren door hun eigenschap van vast worden. Deze honing moet dan eerst door een borstel of iets dergelijks losgemaakt worden. Voor het gebruik moet men de borstel opwarmen. [N 63, 125a; monogr.] II-6
ernstig gemeend: das gəmānt (Tessenderlo), gemaand (Tessenderlo), ’t es gəmānt (Tessenderlo), a als in oranje  das gemand (Tessenderlo), scherpe korte a  ’t is gemand (Tessenderlo), ’t is gəmand (Tessenderlo), serieus: serjeus (Tessenderlo) het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)] III-1-4
erwt, algemeen erwt: ɛt (Tessenderlo) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5