e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gat, opening (mv) koter: kotter (Tessenderlo) gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gatels nestelels: nęstǝlɛls (Tessenderlo), nęsǝlɛls (Tessenderlo) Grote els met een oog in de voorste punt waardoorheen men de naairiemen kan trekken. Zie afb. 68. [N 36, 31; Li 1963, 35] II-10
gauwdief gauwdief: gɛ̄əodīvən (Tessenderlo) gauwdief [ZND 01 (1922)] III-3-1
gebarsten gekrabbeleerd: gǝkrabǝlējǝrt (Tessenderlo) Gezegd van verflagen die scheuren vertonen. ø̄De oorzaak van scheuren in een verflaag is gelegen in een tekort aan elasticiteit der laag bij goed hechten aan den ondergrond. Verder kunnen tot het ontstaan van scheuren medewerken plotselinge temperatuurswisselingen, een te vette ondergrond, de spanningen die door langzamer drogen der grondlagen ontstaan, en sterk uiteenloopende uitzettingscoëfficiënten van grond- en deklaagø̄ (Zwiers II, pag. 324). [N 67, 69c] II-9
gebed gebed: gebed (Tessenderlo) Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gebeden gebeden: gebeede (Tessenderlo) De gebeden meervoud. [N 96B (1989)] III-3-3
gebeier gelui: t gəloͅuə vanə kloͅkə (Tessenderlo) Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] III-3-3
gebit gebit: gebit (Tessenderlo), gǝbet (Tessenderlo) Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)] I-9, III-1-1
gebluste kalk gebluste kalk: gǝbløstǝ kalǝk (Tessenderlo), gekrookte kalk: gǝkrǭktǝ kalǝk (Tessenderlo) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboorteomhulsel van een veulen net: nɛt (Tessenderlo) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9