e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
introïtus introtus (<lat.): introewietus (Tessenderlo) De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)] III-3-3
invoederen opvoeren: opvuǝrǝn (Tessenderlo) Het voeren van de bijen met suiker, suikerwater of voederhoning, voordat de winter begint. [N 63, 110a; monogr.] II-6
inwinteren doorwinteren: dø̜rwentǝrǝn (Tessenderlo), opzetten: upzɛtǝn (Tessenderlo) Het gereedmaken van de bijen door de imker voor de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele volk. Meestal brengt de imker de bijen over naar een korf waarvan de raten in hetzelfde jaar zijn opgewerkt. Hij voorziet ze van voedsel en probeert ze tegen de ergste kou te beschermen. Met een rolletje stro omwonden met wilgebast, een plankje of schuifje sluit de imker het vlieggat af. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat het het beste is de bijen in de wintertijd zoveel mogelijk met rust te laten. Zelf zorgen ze voor de vereiste temperatuur in de woning tijdens de winterperiode. In deze periode vertragen de functies van de bijen, maar er is geen sprake van een echte winterslaap. [N 63, 107a; N 63, 107b; N 63, 108a; N 63, 108b, Ge 37, 190; monogr.] II-6
inzagingen maken inzagen: enzǭgǝ (Tessenderlo) Sleuven in het hout zagen waardoor de veerkracht ervan vergroot wordt en het hout gemakkelijker gebogen kan worden. [N 53, 23b] II-12
inzetten opspieën: upspijǝ (Tessenderlo) De te heulen klompen met behulp van verschillende houtklossen in het verdiepte gedeelte van de heulbank vastzetten. Zie ook afb. 239. [N 97, 68] II-12
inzouten zouten: zøͅtn (Tessenderlo) zouten [ZND 08 (1925)] III-2-3
iris oogappel: oegappel (Tessenderlo) Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)] III-1-1
italiaan italiaan: das nen Italjaon (Tessenderlo, ... ), das nen Itteljoan (Tessenderlo), das nən etaljo:n (Tessenderlo), dat is ⁄n Italjaen (Tessenderlo), da⁄s n⁄n Italjaon (Tessenderlo) Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)] III-3-1
jaagkorf jaagkorf: jǭxkø̜rf (Tessenderlo) Wijde, platte korf of gewone korf die met de opening naar beneden op de opening van een andere korf wordt gezet. Het vlieggat ontbreekt. Omdat men de korf gebruikt bij het jagen, noemt men die in dit geval jaagkorf. Zie ook het lemma Jagen. [N 63, 87d; monogr.] II-6
jaargetijde jaargetijde: jouwercgetéé (Tessenderlo) Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)] III-3-3