e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine stenen kleine steentjes: klān stę ̞ŋǝs (Tessenderlo), plaketten: plakɛtǝ (Tessenderlo) Smalle, dunne baksteentjes. De invuller uit L 321 onderscheidt daarbij vier formaten: ɛvechtformaatɛ (21x10x4 cm), van klei; ɛwaalformaatɛ (21,5x10x5,5 cm), van klei, voor buitenwerk; ɛmaasformaatɛ (21,5x10x8,5 cm), wit, voor binnenwerk en ɛlilliputtersɛ (14,5x6,5x3,5 cm), mooi glad, voor schoorsteen en hal. In L 291 werd zoɛn kleine steen spottend ook wel een bakkersbrood (bɛk\rs˱brū\t) genoemd.' [N 30, 54a; monogr.] II-8
kleingeld kleingeld: klaiəngeld (Tessenderlo), kla‧geͅlt (Tessenderlo) kleingeld [ZND 28 (1938)], [ZND m] III-3-1
kleinkinderen kleinkind: klakint (Tessenderlo) kleinkind [ZND 11 (1925)] III-2-2
kleinzoon kleinzoon: klaanzóón (Tessenderlo) kleinzoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
klembeugel van een kolomboormachine boorschroef: bǫwǝrsxrūf (Tessenderlo) Elk van de verstelbare beugels waarmee het werkstuk op de boortafel van een kolomboormachine wordt vastgezet. [N 33, 161] II-11
klemhaak, ketelklem klembeugel: klɛmbø̜gǝl (Tessenderlo) Hoekige of hoefijzervormige beugel met een draadspindel in het ene been waarmee metaalverbindingen kunnen worden vastgehouden of vastgeklemd. De klemhaak wordt onder meer gebruikt bij klink-, boor- en buigwerk. Zie ook afb. 63. [N 33, 273; N 64, 51a] II-11
klemmateriaal spij/spie: spi (Tessenderlo), spil: spel (Tessenderlo) Met allerlei materialen werden kouter, voorschaar en voorsteun van de ploeg op de ploegbalk vastgezet. Hierdoor bleven deze onderdelen verwisselbaar of verstelbaar. Welk materiaal men gebruikte, blijkt uit de opgaven. [N 11, 31.III.b; N 11A, 140b] I-1
klemmen vastzetten: vast˲zętǝ (Tessenderlo) Een werkstuk met behulp van een lijmknecht, bankschroef, bankhaak, etc. vastzetten, bijvoorbeeld bij het lijmen. [N 53, 224a] II-12
klemmen, stroppen van de zaag stroef gaan: struf ˲gǭn (Tessenderlo), stroppen: strǫpǝ (Tessenderlo) Het moeilijk door het hout gaan of klemmen van de zaag tijdens het zagen. De oorzaak hiervan is dat de zaagtanden onvoldoende gezet zijn en/of te bot zijn. [N 50, 43c; N 53, 28b-c; N 53, 28e; N 75, 118a-b] II-12
klep (van pet) klep: kli̯p (Tessenderlo) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3