e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klisklezoor kops doorgekapte steen: kǫps˱ dørgǝkaptǝ stijǝn (Tessenderlo), paterslul: pǭtǝrsløl (Tessenderlo) Metselsteen die op zijn platte kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie afb. 28. Zie voor het woordtype papenkul ook RhWb (VI) kol. 648 s.v. ɛPfaffenk√∂llɛ: ø̄̄die H√§lfte eines der L√§nge nach gespaltenen Ziegelsteines, wobei beide H√§lften quadratische Kopffl√§chen erhalten, in der Maurerspr. Aach-Stdt.ø̄̄' [N 31, 19d; N 31, 19e; monogr.] II-8
klit klis: ook: 1u, vr. 126  klaes (Tessenderlo) klis [ZND 01 (1922)] III-4-3
klokje op het priesterkoor bel: beͅl (Tessenderlo) Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenluider klokkenluider: kloͅkəloͅuərs (Tessenderlo) De personen die tijdens de grote processie de klokken luiden. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkentouw klokzeel: kloͅksijəl (Tessenderlo) Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
klokrok godetrok (<fr.): Klokrok.  goodèròk (Tessenderlo) Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)] III-1-3
klomp hool: ho:lən (Tessenderlo), hool (Tessenderlo, ... ), hōl (Tessenderlo), holen  hōlə (Tessenderlo), klomp: kloemp (Tessenderlo), klump (Tessenderlo), klonk: kluŋk (Tessenderlo), kloenken  kluŋkə (Tessenderlo), kloon: [vgl. WLD II.12, p.164]  kloon (Tessenderlo) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] II-12, III-1-3
klomp van populierehout canadahool: kanadahōl (Tessenderlo) Klomp die is vervaardigd uit het hout van de populier, en dan met name van de Canadese populier. De zandwijdenklomp was volgens het Tegels woordenboek (pag. 132) van canadahout gemaakt. [N 97, 151; monogr.] II-12
klomp van wilgehout wilgenhool: welǝgǝn(h)ōl (Tessenderlo) Klomp die vervaardigd is uit het hout van de wilg. [N 97, 152] II-12
klompen maken holen maken: hōlǝ mǭʔǝ (Tessenderlo) In het algemeen met behulp van verschillende messen en boren uit blokken hout klompen vervaardigen. Om klompen te maken worden eerst van een boomstam stukken gezaagd die ongeveer de lengte van één klomp hebben. Deze stukken boomstam, bollen, worden vervolgens tot stukken gekliefd, blokken hout die groot genoeg zijn om er één klomp uit te vervaardigen. De klompenmaker bewerkt die stukken met klompenmakersbijl, dissel en paalmes tot ze de grove vorm van een klomp hebben gekregen. Daarna worden de ruwe klompen in de heulbank vastgezet en met verschillende boren en messen van binnen uitgehold. Tot slot worden instapgat en buitenkant van de klomp met behulp van fijnmes en schrapmes nog verder glad gemaakt. Naast de traditionele manier van klompenmaken die hierboven is beschreven, zijn er ook grotere, machinale klompenbedrijven waar de klompen met behulp van machines worden gemaakt. Het materiaal dat hier is opgenomen, betreft echter alleen het handmatig vervaardigen van klompen. [N 97, 3; monogr.] II-12