e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweepeer kweekpeer: kwikpèər (Tessenderlo) [ZND 29 (1938)] I-7
kwellen kwellen: kwelən (Tessenderlo) kwellen [ZND m] III-3-1
kwezel kwezel: kwe.zəl (Tessenderlo), kweezel (Tessenderlo), wat’n kwezel (Tessenderlo) Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)] || Kwezel. [ZND 01 (1922)] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwezelachtig kwezelachtig: kweezeléchtig (Tessenderlo) Kwezelachtig. [N 96B (1989)] III-3-3
kwijl zever: ziēéver (Tessenderlo) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)] III-1-1
kwikken, op de hand wegen heffen: həffen (Tessenderlo) kwikken [ZND 08 (1925)] III-4-4
kwispelstaarten kwispelen: kwispele (Tessenderlo) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
kyrie eleison kyrie: kirrejee (Tessenderlo) Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)] III-3-3
laag grond laag: laag (Tessenderlo), ps. omgespeld volgens Grootaers.  lōͅx (Tessenderlo), ps. omgespeld volgens IPA.  lōͅx (Tessenderlo) laag (znw.) [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lāx (Tessenderlo) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4