e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laddertrap open trap: ōpǝ trap (Tessenderlo) Rechte trap zonder stootborden. De laddertrap bestaat uit twee bomen waarin de treden worden ingelaten. De treden worden door de bomen heen vastgespijkerd. Soms wordt het achtervlak van de trap van een houten beschieting voorzien. De trap dient vooral als tuin-, veranda- of keldertrap en is doorgaans steiler dan de gewone trap met stootborden. [N 55, 133] II-9
lade schuif: sXof (Tessenderlo), sXowəf (Tessenderlo), sXoəf (Tessenderlo), sxōͅəf (Tessenderlo), schuif van de tafel: schaowef van de taofel (Tessenderlo), schoaf van de taefel (Tessenderlo), tafelschuif: tōͅfəlsxōͅəf (Tessenderlo) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] III-2-1
ladegreep afhanger: áfhaŋǝr (Tessenderlo), greep: grēp (Tessenderlo) Handvat waarmee men een lade kan openen. Een ladegreep wordt met de hele hand vastgehouden, een ladetrekker slechts met enkele vingers. Zie ook afb. 161. [N 54, 108a-b; monogr.] II-12
laden laden: lǭę (Tessenderlo) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lading vracht: vraxt (Tessenderlo) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage herenschoen, molière molire (fr.): molières (Tessenderlo), moͅljeͅr (Tessenderlo) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage kachel voor de ketel met was of veevoer duiveltje: (mv)  dø̜i̯vǝltjǝs (Tessenderlo) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6
lage klomp slavettertje: slavɛtǝrkǝ (Tessenderlo) Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.] II-12
lage klomp? slavotertje: (slavetterkes) [sic] [WNT: slavoteren, van schoenen: uitsloffen] [WBD III, 1.3: slavoter]  slaveͅtərkəs (Tessenderlo) klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)] III-1-3
lage, natte plekken in moeras kwacht: kwaxt (Tessenderlo), ven: vɛn (Tessenderlo) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8