e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
latnagel latnagel: latnǭgǝl (Tessenderlo) Draadnagel, die wordt gebruikt om latten, zoals die bijvoorbeeld bij het timmeren van een gebint worden gebruikt, vast te zetten. Volgens de respondent uit Mechelen (Q 204a) hadden latnagels nummer 27/11; ze waren dan dus 2.25 duim (¬± 5.5 cm) lang. [N 54, 16b; monogr.] II-12
lauw lauw: laaf waeter (Tessenderlo), laaf waoter (Tessenderlo), lāf (Tessenderlo) lauw [ZND m] || Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
lederen pantoffel slof: sloeffe (Tessenderlo), sluf (Tessenderlo) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
ledikanthaak, ledikanthoekijzer bedhaak: bęthǭk (Tessenderlo) Metalen plaat met twee haakvormige uitsteeksels, waarmee de zijsponden aan de hoofd- en voetensponde kunnen worden vastgemaakt. De haken van de ledikanthaak passen in de sleuven van een metalen plaat, het hoekijzer, dat op hoofd- en voetensponde wordt geschroefd. Zie ook afb. 177. [N 54, 110a-b] II-12
ledikantschroef bedveer: bęt˲vē̜r (Tessenderlo) Speciaal soort schroef waarmee de zijsponde van een bed aan hoofd- en voetensponde wordt vastgemaakt. In de ronde kop van de schoef is een gat aangebracht waarin een schoevendraaier of, aldus de respondent uit Bilzen (Q 83), een drevel kan worden gestoken om de schroef aan te draaien. Om de ledikantschroef te kunnen bevestigen wordt in de zijsponde een gleuf uitgehakt. Zie ook afb. 176. De schroef wordt ook wel gebruikt om zij- en bovenkant van kasten met elkaar te verbinden. [N 54, 111] II-12
leeftijd, ouderdom ouderdom: eeuverdum (Tessenderlo), ei-jəvərdoem (Tessenderlo), eieverdoem (Tessenderlo), ijëverdoem (Tessenderlo), éəvərdŏĕm (Tessenderlo) ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)] III-2-2
leeg, niets bevattend leeg: leeg (Tessenderlo, ... ) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leegloper dopper: ook materiaal znd 30, 4  dopper (Tessenderlo), leegloper: ook materiaal znd 30, 4  leegloeəper (Tessenderlo), lēxlūəpər (Tessenderlo) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leem, pijpaarde leem: ps. of letterlijk overnemen: li.\\m?  līəm (Tessenderlo) leem [ZND 01 (1922)] III-4-4
leemspecie leem: lījǝm (Tessenderlo) Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.] II-9