17697 |
lever |
lever:
levər (K353p Tessenderlo),
lēvər (K353p Tessenderlo)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21002 |
leverpastei |
leverpat:
lēvərpa’tē (K353p Tessenderlo)
|
leverpastei [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
leversaucisse:
leversocis (K353p Tessenderlo),
leverworst:
lēvərwøͅst (K353p Tessenderlo),
pens:
pɛnsən (K353p Tessenderlo)
|
beuling (leverworst) [ZND 01 (1922)] || leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
21506 |
liberaal |
liberaal:
’t is n’ liberaal (K353p Tessenderlo),
riberaal:
’t is ne riberaal (K353p Tessenderlo)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
Alles
lichaam (K353p Tessenderlo),
Geheel
lichaam (K353p Tessenderlo),
lijf:
leͅf (K353p Tessenderlo),
tlēͅf (K353p Tessenderlo)
|
het lichaam [ZND 30 (1939)] || lichaam [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
kracht:
kracht (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
macht:
macht (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
nat:
nat (K353p Tessenderlo)
|
lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
26527 |
licht, steenlicht |
liftwerk:
leftwɛrǝk (K353p Tessenderlo)
|
De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld]
II-3
|
26538 |
lichtboom |
lift:
left (K353p Tessenderlo)
|
De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22]
II-3
|
33677 |
lichte klei |
zavel:
zāvǝl (K353p Tessenderlo)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|