e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannentang nijper: nē̜pǝr (Tessenderlo), nijptang: nęjptaŋ (Tessenderlo) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pantoffel slof: ne sloef (Tessenderlo, ... ), nə sluf (Tessenderlo), sloef (Tessenderlo, ... ) pantoffel [ZND 40 (1942)] || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)] III-1-3
papborstel papper: papǝr (Tessenderlo) De borstel waarmee men het plaksel op het behang en de muren smeert. Vaak wordt als papborstel een blokwitter of een handveger gebruikt. [N 67, 94b] II-9
papier papier: papier vverfroemmele (Tessenderlo), papīr (Tessenderlo) papier [ZND m] || papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-3-1
papperig, opgeblazen persoon dikke, een -: nən de⁄ə (Tessenderlo), paffer: nə pafər (Tessenderlo), papzak: papzak (Tessenderlo) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
paraplu paraplu: ik heb mijn paraplu in het station laten staan (Tessenderlo), ne paraplu (Tessenderlo), paraplu (Tessenderlo) paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)] III-1-3
parel paarlemoer: paarlemoer (Tessenderlo) Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)] III-1-3
paren paren: pǫwǝrǝ (Tessenderlo) Tekens maken op de stukken hout die in een vergaring bij elkaar horen. Bij een kozijn worden de bijeenhorende stijlen doorgaans van een haakse en een schuine lijn en de dorpels van twee schuine lijnen voorzien. [N 55, 4a] II-9
paren van de duiven paren: pōərə (Tessenderlo) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parfum reuk: reuk (Tessenderlo) Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)] III-1-3