e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pollepel pollepel: poͅllepəl (Tessenderlo), poͅllēpəl (Tessenderlo), pəllēpəl (Tessenderlo) pollepel [N 01 (1960)], [ZND 04 (1924)] III-2-1
pols pols: pols (Tessenderlo, ... ), poͅls (Tessenderlo) Een pols: plaats boven het handgewricht [N 106 (2001)] || pols [N 10b (1961)] III-1-1
polsmof moffel: moeffel (Tessenderlo) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pommelee, appelschimmel (een) gebloemde: gǝblumdǝ (Tessenderlo), pommelee: pomǝ`lē (Tessenderlo) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompon van een muts floche (fr.): floͅš (Tessenderlo) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] III-1-3
ponjaard ponjaard (<fr.): punjaar (Tessenderlo), punjār (Tessenderlo) Ponjaard. [ZND 05 (1924)] III-3-1
ponsmachine ponsmachine: pōnsmašen (Tessenderlo) Door handkracht of door een elektromotor aangedreven machine om gaatjes te maken in plaatmateriaal. Bij het ponsen wordt een hardstalen ponsnippel met grote kracht door het te bewerken materiaal gedrukt waarbij een, meestal rond, plaatje wordt uitgesneden. Het plaatmateriaal rust daarbij op een metalen onderlaag, het ponsbed, waarin één of meer uithollingen zijn aangebracht die in doorsnee overeenkomen met die van de ponsnippel. Zie ook afb. 133. Het woordtype knipmachine (L 159a) is in dit lemma opgenomen omdat er ook gecombineerde pons- en knipmachines bestaan waarmee beide werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. [N 33, 345] II-11
pook keuter: kø&#x0304tər (Tessenderlo), keuterhaak: kø&#x0304tərhōͅk (Tessenderlo), koter: koʔər (Tessenderlo), koterhaak: kōʔərhōͅk (Tessenderlo) pook (gebogen ijzer om het vuur aan te porren, Fr. tisonnier) [ZND 05 (1924)] III-2-1
poort poort: pōǝt (Tessenderlo), pǫu̯ǝt (Tessenderlo) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: puǝt (Tessenderlo  [(mv puǝtǝ)]  ) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-9