e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poot omhoog huut: hȳt (Tessenderlo), voet: vūt (Tessenderlo) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10
pootgoed, pootaardappelen plantgoed: plant˲gūt (Tessenderlo), plantpatatten: plãnt[patatten] (Tessenderlo) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjebaden baden: bōͅuwə (Tessenderlo), ploeteren: plutərə (Tessenderlo) lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] III-1-2
pootjesblaas slijmblaas: slęmblǫs (Tessenderlo) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11
pop pop: en poep (Tessenderlo), en poop (Tessenderlo), poep (Tessenderlo, ... ), kort  poep (Tessenderlo), u of oe?  pup (Tessenderlo) Een pop. [ZND 40 (1942)] || pop [GTRP (1980-1995)] || Pop. [Willems (1885)] III-3-2
porienvulsel poriënvuller: pōrjǝvølǝr (Tessenderlo) Een mengsel om oppervlakteporiën te vullen van hout dat blank gevernist moet worden. In Reuver (L 299) en Herten (L 330) werd het poriënvulsel gemaakt van slijpsel van de houtsoort die gevuld moest worden, vermengd met lijm. [N 53, 235c; monogr.] II-12
porringdraad maat: mǭt (Tessenderlo) De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f] II-9
porringpunt breekpunt: breekpunt (Tessenderlo) Het middelpunt van de cirkel waarvan een te metselen boog een segment is. In het 'porringpunt' wordt de porringdraad vastgehecht. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Porringdraad'. [N 32, 17e; monogr.] II-9
porselein porselein: puzǝlē̜n (Tessenderlo) Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.] II-8
portemonnee, beurs peurrepenee: ne leeêere peurrepenée (Tessenderlo), portemonnee (<fr.): ’n leeren portemené (Tessenderlo) Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)] III-3-1