33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pękdrǭt (K353p Tessenderlo),
pinnetjesdraad:
penkǝnsdrǭt (K353p Tessenderlo),
penǝkǝnsdrāt (K353p Tessenderlo),
penǝkǝsdrǭt (K353p Tessenderlo)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
Geen opgave voor 21.
dop (K353p Tessenderlo),
kapdop:
kapdoͅp (K353p Tessenderlo)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
21515 |
proces-verbaal |
proces-van-baal:
gə krɛgdəprosesfabaol (K353p Tessenderlo),
proces-verbaal:
ge het e proces (verbaol) (K353p Tessenderlo)
|
Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
17742 |
proeven |
proeven:
pry(3)̄və (K353p Tessenderlo),
pryvə (K353p Tessenderlo)
|
proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30124 |
profielbalken |
poutrelles:
pǝtręls (K353p Tessenderlo)
|
IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.]
II-9
|
30065 |
profielen |
profiels:
prǫfels (K353p Tessenderlo),
pørfels (K353p Tessenderlo)
|
Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.]
II-9
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
proffeteere (K353p Tessenderlo),
profiteerən van d`occa.sie (K353p Tessenderlo),
van d`occasiej profəteijərə (K353p Tessenderlo),
van d`okazie profiteejeren (K353p Tessenderlo),
van d`okkasiej profəteijərə (K353p Tessenderlo)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
stoefen:
stoefen (K353p Tessenderlo)
|
Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
ploəm, pləmkn (K353p Tessenderlo),
plōəm (K353p Tessenderlo)
|
pluim [ZND m] || Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
28551 |
propolis |
kit:
ket (K353p Tessenderlo),
voorwas:
vø̜rwas (K353p Tessenderlo)
|
Harsachtige stof waarmee de werkbijen alle openingen en naden van hun woning dichtkitten tegen tocht, kou en waterdamp. De propolis wordt ook gebruikt om te effenen en raten te versterken. De werksters halen deze stof uit bloemknoppen en harsdruppels van naaldbomen. Zelfs verf, teer of asfalt kunnen er de grondstof voor zijn. [N 63, 53a, N 63, 53b; Ge 37, 141; monogr.]
II-6
|