e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrijvertje bootsmannetje: ondergebracht bij Schrijvertje ipv watertor (hydrophylus)  bootsmanneke (Tessenderlo), schrijvertje: schrijverke (Tessenderlo) schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)] || watertor: Hoe noemt u de grote zwarte tor die ónder het wateroppervlak leeft? [N100 (1997)] III-4-2
schrikachtig (een) schichtige: sxextegǝ (Tessenderlo), (een) schieloze: sxiluu̯ǝsǝ (Tessenderlo) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrikkeljaar schrikkeljaar: ps. omgespeld volgens Grootaers.  sxrik⁄ljōͅər (Tessenderlo) Schrikkeljaar. [ZND 06 (1924)] III-3-2
schrobzaag, sleutelgatzaag steekzaag: stēk˲zǭx (Tessenderlo) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroefdraad vijzendraad: vē̜zǝdrǭt (Tessenderlo) De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.] II-12
schroeien verhersen: verhessen (Tessenderlo), verhersten: verhessen (Tessenderlo), verschroeien: vərsxruiən (Tessenderlo), vərsxrui̯ən (Tessenderlo), vərsxrūi̯ən (Tessenderlo) schroeien [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)] III-2-1
schroeven vijzen: vē̜zǝ (Tessenderlo) Iets met schroeven bevestigen. [N 53, 153a; monogr.] II-12
schroevendraaier tournevis: tørnǝves (Tessenderlo) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schrooiboor schroeiboor: sxruwǝjbǫwǝr (Tessenderlo) De grootst mogelijk naboor die voor een bepaalde maat klomp gebruikt kan worden. Oplopend in maat zijn dat de halfwerkboor, de drielingboor, de vrouwenboor en de mansboor. Zie ook die lemmata. [N 97, 80] II-12
schrooien schroeien: sxruwǝjǝ (Tessenderlo) De definitieve vorm aan de klompholte geven met de voor de gewenste maat klompen gebruikte schrooiboor. [N 97, 81] II-12