e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sproeten sproeten: sprū⁄ə (Tessenderlo), spru⁄ə (Tessenderlo) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen (hout) rapen: huitraapen (Tessenderlo) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)] III-1-2
spruiten, uitbotten uitkomen: øͅtkōmə (Tessenderlo) uitkomen [Goossens 1b (1960)] III-4-3
spruw spruw: spruw (Tessenderlo) Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel, mondzeer). [N 107 (2001)] III-1-2
spuiten spuiten: spouëten (Tessenderlo) Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
staakijzer van de windmolen staakijzer: stǭkę̄zǝr (Tessenderlo) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staal staal: staol (Tessenderlo), ə staol (Tessenderlo) Staal (monster). [ZND 07 (1924)] III-3-1
staal, monster staal: stǭl (Tessenderlo) Een lapje stof om daarnaar de hoedanigheid, kleur, enz. van het gehele stuk te beoordelen. [N 62, 71c; MW] II-7
staalborstel stalen borstel: stǭlǝ bøsǝl (Tessenderlo) Borstel van staaldraad die onder meer wordt gebruikt bij het roestvrij maken van ijzer. [N 67, 57] II-9
staan staan: staan (Tessenderlo) staan [ZND 46 (1946)] III-1-2