e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stamboekstier gekeurde stier: gǝkø̄rdǝ stīr (Tessenderlo), gekeurde var: gǝkø̄rdǝ vār (Tessenderlo), stier van het stamboek: stīr vant stambuk (Tessenderlo) Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b] I-11
stamper dammer: damǝr (Tessenderlo) Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.] II-9
stamppot potage: pətazi (Tessenderlo) stamppot [Goossens 1b (1960)] III-2-3
stand voorbij het midden op de bil: up˱ dǝ bēl (Tessenderlo) De stand waarbij de rechtstaande roede net voorbij het midden is. De bovenste wiek bevindt zich dan links van een denkbeeldige, verticale lijn. Zie ook afb. 3. In l 265 kon men aan deze stand zien dat er niet gemalen werd wegens reparaties, terwijl in K 353, l 289, l 318, l 321 en l 374 bij deze stand de molenstenen gescherpt werden. In K 357 en P 51 werd het wiekenkruis zo geplaatst bij een geboorte in de familie van de molenaar. In l 164 duidde de stand in het algemeen vreugde aan, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een geboorte. In l 289 en l 316 daarentegen werd de stand gebruikt om rouw aan te geven. Achter de plaatscode is tussen ronde haken opgenomen wat de stand voorbij het midden in de betreffende plaats betekende. [N O, 8c; N O, 8e; N O, 34a add.] II-3
standbeeld standbeeld: standbɛ.lt (Tessenderlo) standbeeld [RND] III-3-2
standerd staak: stǭk (Tessenderlo), standerd: standǝrt (Tessenderlo) De zware verticale houten balk waar de vierkante romp of molenkast van de standerdmolen op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42a; A 42A, 90; Sche 12] II-3
standerdmolen kas: kas (Tessenderlo) Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93] II-3
standolie standolie: stānt˱øǝli (Tessenderlo) Lijnolie die gedurende 8 √† 10 uur tot 3000 C. werd verhit. De lijnolie wordt daardoor stroperig en lichtgeel of groen van kleur. [N 67, 13d] II-9
standolieverf standolie: stanøǝli (Tessenderlo) Verf die is samengesteld uit oude standolie, terpentijnolie en zuivere verfstoffen. Standolieverf wordt vooral voor schilderwerk binnenshuis gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19d] II-9
stapvoets gaan stapvoets gaan: stap˲vuts ˲gǭn (Tessenderlo) De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a] I-9