31131 |
teenstuk |
tipje:
tepkǝ (K353p Tessenderlo)
|
Reparatielapje onder de schoenzool, aan de teen. [N 60, 233d]
II-10
|
18483 |
teenstuk [wld ii.10, p. 60] |
tipje:
tipkəs (K353p Tessenderlo)
|
Het lapje onder de schoenzool, aan de teen (teenstuk, stootlap, stuitstuk) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30656 |
teerkwast |
tarborstel:
tārbøsǝl (K353p Tessenderlo)
|
Kwast met ronde, stijve, korte haarbundel in een ijzeren beugel, die onder een hoek van ongeveer 450 aan een lange steel is bevestigd. De kwast wordt gebruikt voor teerwerk. [N 67, 43d]
II-9
|
25992 |
teerlingen |
teerlingen:
tɛjǝrleŋǝ (K353p Tessenderlo)
|
De vier, vaak gemetselde, blokken waar de uiteinden van de kruisplaten op rusten. Zie ook afb. 12. [N O, 42i; Sche 10; A 42A, add.]
II-3
|
29957 |
tegelsnijder |
snijmachine:
snē̜mášin (K353p Tessenderlo)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
29958 |
tegeltang |
nijper:
nē̜pǝr (K353p Tessenderlo),
nijptang:
nē̜ptaŋ (K353p Tessenderlo)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
29927 |
tegelzetter |
vloerder:
vlūrdǝr (K353p Tessenderlo)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
31863 |
tegen de draad in schaven |
tegendraads schaven:
tēgǝdrǭts šāvǝ (K353p Tessenderlo)
|
Tegen de richting van de houtvezels schaven. [N 53, 115]
II-12
|
31896 |
tegen de draad inschuren |
tegendraad schuren:
tēgǝdrǭt sxūrǝ (K353p Tessenderlo)
|
Het hout tegen de richting van de houtvezels schuren. [N 53, 155f]
II-12
|
28623 |
tegen het doek jagen |
tegen het kleed jagen:
tēgǝn ǝt kliǝt jǭgǝn (K353p Tessenderlo)
|
Vroegere methode van zwermverhindering. Men doekt de korf op en sluit het vlieggat, alsof men wil afjagen. De bedoeling is dat de koninginnepoppen in de doppen afsterven, doordat zij op het weke achterlijf rusten en in elkaar zakken bij het kloppen. Het is geen afdoende manier om het zwermen te verhinderen. [N 63, 96b; monogr.]
II-6
|