e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vensterglas glas: glas (Tessenderlo), ruit: rǫwǝt (Tessenderlo) Het voor glasruiten meest gebruikte materiaal. Vensterglas is leverbaar in drie diktes: enkeldik: 1,5 √† 2 mm, dubbeldik: 3 √† 4 mm en tripel 4 √† 8 mm dik. [N 67, 89b; monogr.; Vld.] II-9
vensterluiken blaffeturen: blafǝtȳrǝ (Tessenderlo), blavǝtȳrǝn (Tessenderlo), slagluiken: slaxlǫwǝkǝ (Tessenderlo), slagvensters: slax˲vɛ̃nstǝrs (Tessenderlo) Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.] II-9
ventilatiepan verluchtingspan: vǝrløxteŋspán (Tessenderlo) Dakpan met een ventilatie-opening. Een dergelijke opening werd in Q 202 een loftlok (loflǭk) genoemd. [N 32, 45a] II-8
verbergen verbergen: verberge (Tessenderlo, ... ), verbergen (Tessenderlo) verbergen [ZND 25 (1937)] III-1-2
verbeterde pan pan mee rabat: pán mē rábat (Tessenderlo) Algemene benaming voor een dakpan die voorzien is van zijsluitingen. Volgens de invuller uit Q 95 was de verbeterde dakpan geribbeld (g\røb\lt) van vorm. In L 360 was de pan voorzien van een sluiting (sløjte!), in Q 3 van een dobbelsluiting (dǫb\lslǫwte!). [N 32, 44b; monogr.] II-8
verbijlen verkappen: vǝrkapǝ (Tessenderlo) Een stuk met behulp van de klompenmakersbijl of dissel de ruwe vorm van een klomp geven. Zie ook afb. 235. [N 97, 54] II-12
verbinden van een wonde verbinden: verbinden (Tessenderlo) verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 107 (2001)] III-1-2
verdacht rondlopen sluipen: sloaëpen (Tessenderlo) Rondzwerven met kwaad in zin (sluipen, schuimen, schuupen) [N 108 (2001)] III-1-2
verdekken (pannen) goed leggen: gu lɛgǝ (Tessenderlo) De pannen definitief leggen. Zwiers II merkt op pag. 512 over het 'verdekken' op: ø̄Het goed en gelijk leggen der dakpannen op een beschoten dak, hetgeen pas geschiedt, nadat eerst het geheele dak ten ruwste gedekt is, ten einde het gebouw zoo vlug mogelijk waterdicht te maken. Bij het verdekken moet elke pan door klinken goed worden nagezien, of ze zonder bersten is en, waar noodig, iets afgehakt worden, wat bij Hollandsche pannen bijna altijd het geval is, ten einde ze goed sluitend te kunnen leggen.ø̄ [N 32, 47b] II-9
verdiept werk diep gevoegd: dip ˲gǝvuxt (Tessenderlo) Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.] II-9