e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vernissen vernissen: vǝrnesǝ (Tessenderlo) Met vernis bestrijken. Een dunne laag uitgestreken vernis droogt op tot een glanzende, doorschijnende laag. Vernis kan zowel gebruikt worden als bescherming voor onderliggende verflagen als ter verfraaiing. [N 67, 66b; monogr.] II-9
verschalen verschalen: vərsxəln (Tessenderlo) verschalen [ZND 06 (1924)] III-2-3
verse koe verse koe: vɛsǝ kui̯ (Tessenderlo) Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60] I-11
versierde schouderdoek kardinaal: kardinaal (Tessenderlo), kardinaal (<fr.): kardinaal (Tessenderlo) schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)] III-1-3, III-3-3
versieren (met bloemen) versieren: versiere(n) (Tessenderlo) Versieren. [Willems (1885)] III-3-2
versiersel opmaak: opmaak (Tessenderlo) Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)] III-1-3
versleten versleten: versleten (Tessenderlo, ... ) Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)] || verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
versnijden verspringen: vǝrspreŋǝ (Tessenderlo) Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a] II-9
verstandskies wijsheidstand: wēͅshēͅtstant (Tessenderlo), wijsheidstand (Tessenderlo), wijsheidtand: weͅsheͅtand (Tessenderlo) verstandskies (wijsheidstand) [N 10b (1961)] || Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)] III-1-1
verstek verstek: vǝrstęk (Tessenderlo) Hoekverbinding waarbij de uiteinden van de twee delen onder een hoek van 450 tegen elkaar staan. Daardoor is op de buitenhoek geen kopshout zichtbaar. Zie ook afb. 143. [N 53, 203a; monogr.] II-12