e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verzegelde honing verzegelde honig: vǝrzēgǝldǝ hø̜nex (Tessenderlo) Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.] II-6
verzegelen verzegelen: verzegelen (Tessenderlo) Het sluiten van de cellen door de werkbijen met een dekseltje van was. Dit sluiten of verzegelen gaat onmiddellijk vooraf aan het poppestadium van de larven. [N 63, 23a; Ge 37, 71] II-6
verzinken nagels doorslagen: nǭgǝls˱ dørslǭgǝ (Tessenderlo) Een spijkerkop met behulp van een drevel tot beneden het oppervlak van het hout indrijven. [N 54, 139a] II-9
verzopen kalk verwaterde kalk: vǝrwǭʔǝrdǝ kalǝk (Tessenderlo) Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.] II-9
verzopen mortel platte brij: plaʔǝ brāj (Tessenderlo), te platte mortel: tǝ plaʔǝ møʔǝl (Tessenderlo), verwaterde mortel: vǝrwǭʔǝrdǝ møʔǝl (Tessenderlo) Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
vespers vespers (<lat.): də vɛspərs (Tessenderlo), də vɛspəs (Tessenderlo), vèspers (Tessenderlo) De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND] III-3-3
vest gilet (fr.): gilet (Tessenderlo), zjile (Tessenderlo), wambuis: waemis (Tessenderlo) herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)] || wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)] III-1-3
vestzakje tasje: teske (Tessenderlo) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
veter nestel: nę̄sl (Tessenderlo), nɛstǝl (Tessenderlo) Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi] II-10
vetkoe vetkoe: vɛt[koe] (Tessenderlo) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11