e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voeren voeren: vø̜jǝrǝ (Tessenderlo) Het aanbrengen van voering. [N 62, 18b; Gi 1.IV, 28; MW] II-7
voergang in een dubbele stal voedergang: [voedergang] (Tessenderlo) In een dubbele stal, waar de koeien met de koppen naar elkaar toe staan, dient de middengang als voedergang en als hij breed genoeg is tevens als opslagplaats voor (groen)voeder. Het lemma omvat benamingen zowel voor de middengang in het algemeen als voor de middengang als voedergang. Zie voor de fonetische documentatie van (voedergang), (voergang) en (voerij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). Zie afbeelding 9. [N 5A, 57a; add. uit N 5A, 48b] I-6
voering, voeringstof voering: vø̜jǝreŋ (Tessenderlo) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7
voerman voerman: vurman (Tessenderlo) Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
voerman op de maaimachine afstoter: afstuǝtǝr (Tessenderlo) De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.] I-4
voet voet: vūt (Tessenderlo, ... ), vūt (Tessenderlo) Het voetstuk dat onder aan de mand wordt gevlochten om beschadiging van de mand te voorkomen. Een versleten voet kan worden vervangen. [N 40, 59; N 40, 60; N 40, 68] || voet [ZND 08 (1925)], [ZND m] II-12, III-1-1
voetbankje bankje: baŋkskən (Tessenderlo) voetbankje [ZND 02 (1923)] III-2-1
voetenbankje voetbankje: vūtbeͅŋskə (Tessenderlo) Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)] III-3-3
voetgebeden schuldbelijdenis: schuldbeléédenis (Tessenderlo) De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)] III-3-3
voetjicht pootje: pətjən (Tessenderlo) voetjicht [ZND 05 (1924)] III-1-2