e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte wissen drogen drogen: dryǝgǝn (Tessenderlo), drȳǝgǝn (Tessenderlo) De geschilde wissen in de buitenlucht drogen. [N 40, 31] II-12
witten kalken: kalǝkǝ (Tessenderlo), witten: wetǝ (Tessenderlo) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede colre (fr.): kəlɛ̄rən (Tessenderlo) gift (woede) [ZND 01 (1922)] III-1-4
woelen woelen: woelen (Tessenderlo) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] III-1-2
woensdagx goensdag: gənstag (Tessenderlo) woensdag [ZND 10 (1925)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen dwars lopen: dwōͅjəs luwəpə (Tessenderlo), wroeten: vrytə (Tessenderlo) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wol wol: wol (Tessenderlo) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7
wolfseinde topeinde: tǫpęn (Tessenderlo) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9
wolfsgebit, gebroken gebit watertoom: wā.tǝrtum (Tessenderlo) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wollen muts (kinderen) capeline (fr.): Kapeline.  kaplin (Tessenderlo) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3