e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K353p plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5327
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doornenkroon doornenkroon: douwerekroewen (Tessenderlo) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doornrasp breemhoorn: brēmhǫwǝrǝn (Tessenderlo) Gereedschap om de dorens van de afgesneden braamstengel te verwijderen. Vroeger gebruikte men hiervoor een koehoorn waarin tegenover elkaar een aantal gaten was geboord van verschillende grootte, waar de stengel doorheen werd getrokken. Tegenwoordig heeft men hiervoor een buisje. Men schuift dat om de stengel. Vervolgens trekt men de stengel door het buisje, zodat de dorens er afgeschraapt worden. [N 40, 124] II-6
doorslaan doorslagen: dørslǭgǝ (Tessenderlo) Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6] II-7
doorslag, drevel doorslag: dørsláx (Tessenderlo) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.] II-9
dopbeitel, guts guts: gøts (Tessenderlo) Stalen beitel van ongeveer 20 cm lengte met een snede in de vorm van een halve cilinder. De dopbeitel wordt aangedreven met de heulbankhamer en dient om een eerste uitholling in de ruw bewerkte klomp te maken. Zie ook afb. 240. [N 97, 21; A 29a, 7b; monogr.; Bakeman 8] II-12
dopen brood soppen: bruwət soͅpə (Tessenderlo), dopen: du.əpn (Tessenderlo), du.əpən (Tessenderlo), du:əpən (Tessenderlo), een jonk doeëpen (Tessenderlo), soppen: soͅpə (Tessenderlo) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [ZND 01 (1922)] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3
doperwten peulerwten: pōleͅtə (Tessenderlo), pōleͅtən (Tessenderlo), schaalerwten: sxoͅəlēͅ.rt (Tessenderlo) [Goossens 1b (1960)] I-7
doppen soppen: sǫpǝ (Tessenderlo) Het aanbrengen van kleine vlekjes verf met behulp van een spons. [N 67, 80a] II-9
dorp dorp: de boeren hadden vijf ossen en negen koei en twalef schaopen ver het derp gebrocht die ze wilden verkoeëpen (Tessenderlo), dørəp (Tessenderlo), də bu‧rən hadə vɛ̄f ossən en ne‧gə kuj en twaləf schaopən no⁄t tərp gəbrocht um tə vərkuəpən (Tessenderlo), dər[ə}p (Tessenderlo) De boeren hadden vijf ossen en negen koeien en twaalf schapen voor het dorp gebracht, die wilden ze verkopen. [ZND 04 (1924)] || dorp [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-1
dorpel dorpel: dø̜lǝpǝr (Tessenderlo), dęlǝpǝr (Tessenderlo), dɛrpǝl (Tessenderlo) Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld] II-9