33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
spat:
(mv)
spatǝ (K353p Tessenderlo),
wrat:
vrat (K353p Tessenderlo)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
aflaot verdiene (K353p Tessenderlo)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31915 |
een beitel slijpen |
slijpen:
slē̜pǝ (K353p Tessenderlo)
|
De beitelsnede scherp maken met behulp van de slijpsteen. [N 53, 48a; N 53, 110; monogr.]
II-12
|
31917 |
een beitel wetten |
wetten:
wętǝ (K353p Tessenderlo)
|
De kleine oneffenheden die bij het slijpen zijn gevormd op de snede van de beitel met behulp van een wetsteen verwijderen. Zie ook afb. 72. [N 53, 48b]
II-12
|
32365 |
een boomstam afschrijven |
afmarkeren:
afmarkęjǝrǝ (K353p Tessenderlo)
|
Een streepje kerven op de boomstam op de plaats waar gezaagd moet worden. De boomstam wordt vervolgens met behulp van een trekzaag in een aantal stukken gezaagd, die ieder de lengte van een klomp hebben. In Hamont (L 286) werd voor dit werk een motorzaag gebruikt. Zie ook de lemmata ɛtrekzaagɛ, ɛboomzaagɛ en ɛafkortenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N 97, 42]
II-12
|
20505 |
een borrel drinken |
een druppel drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
nen druppel drinken (K353p Tessenderlo),
een gaan dopen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
eenen gaan doopen (K353p Tessenderlo)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
schênken (K353p Tessenderlo)
|
Schenken. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ai̯ (K353p Tessenderlo),
ai̯ǝ (K353p Tessenderlo),
āi̯ (K353p Tessenderlo)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
32747 |
een geerakker ploegen |
geren:
gii̯ǝrǝ (K353p Tessenderlo)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hy(3)̄rə (K353p Tessenderlo),
hy(3)̄rən (K353p Tessenderlo)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)] || huren [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|