e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gezicht (spotnamen) bakkes: baəs (Tessenderlo), ba⁄əs (Tessenderlo, ... ), bek: beͅk (Tessenderlo), muil: mo.əl (Tessenderlo), mōəl (Tessenderlo), snuit: en groeëte snaoët (Tessenderlo), laŋə sno:ət (Tessenderlo), snōͅuwət (Tessenderlo), snoͅuət (Tessenderlo) bakkes [ZND m] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || muil [ZND m] || muil (M.) [ZND 01 (1922)] || Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] III-1-1
gezin huishouden: haashewen (Tessenderlo) man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)] III-2-2
gezond gezond zijn: gezond (Tessenderlo) Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)] III-1-2
gezongen mis latijnse mis: lattéénse mis (Tessenderlo) Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3
gezouten haring pekelharing: pekelherring (Tessenderlo) haring [ZND 26 (1937)] III-2-3
gezuiverde was zuivere was: zǭǝvǝrǝ was (Tessenderlo) De was, ontdaan van afval en onzuiverheden. Er zijn verschillende manieren tot zuivering van de was. De eenvoudigste is om de ruwe raat met schraapsel en ander afval in een zak van kaasdoek te knopen en met een steen bezwaard in een grote pan op het vuur te zetten. De was komt door het doek heen boven drijven (De Roever, pag. 283). Door vaker de was op te smelten in schoon water krijgt men een helder en zuiver produkt. Om kleine hoeveelheden raat te smelten kan men ook gebruik maken van een zonnewassmelter of een waskanon. Grote hoeveelheden was worden verwerkt in fabrieken die beschikken over grote waspersen, stoomwassmelters of wasreinigers. Zij bereiken het grootste rendement. [N 63, 121c; Ge 37, 147; monogr.] II-6
gezwel buts: bøts (Tessenderlo), gezwel: gəzweͅl (Tessenderlo) gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2
gezwollen tandvlees brand: brant (Tessenderlo), schuil: sxǭu̯ǝl (Tessenderlo) Zwelling van het tandvlees treedt op bij jonge paarden tijdens de periode van tandwisseling. [JG lb, 2 c; A 48A, 51; N 8, 90f, 91 en 92] I-9
giechelen giechelen: gichelen (Tessenderlo) Giechelen (ingehouden en op hoge toon lachen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gier oproeren roeren: rȳrǝ (Tessenderlo  [(in de toiletput)]  ) Bij het oppompen van de gier moest men geregeld de inhoud van de gierkelder oproeren, om te voorkomen dat de dikkere giermaterie, het gierbezinksel, onder in de put zou blijven en door de pomp niet meer opgezogen zou kunnen worden. [JG 1a + 1b; N 11A, 59b; S 30; monogr.] I-1