30745 |
glaceren |
glaceren:
glasejǝrǝ (K353p Tessenderlo)
|
Bij hout- en marmerschilderen het aanbrengen van een dunne, doorschijnende verflaag die vervolgens met speciale kwasten wordt behandeld. Het lazuren (L 163, P 219) wordt gedaan met lazuurverf, een verf die het onderliggend materiaal laat doorschemeren. [N 67, 84a]
II-9
|
18687 |
glacé |
geglaceerde want:
Van Dale: glaceren (www.vandale.nl).
geglaceerde wanten (K353p Tessenderlo)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glad:
glat (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
33739 |
gladde ijzerdraad |
ijzeren draad:
ęzǝrǝn drãt (K353p Tessenderlo)
|
Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.]
I-8
|
30783 |
glas in lood |
loodglas:
luwǝt˲glas (K353p Tessenderlo)
|
Samenstel van kleine, gekleurde ruitjes van gebrand glas, die in H-vormige loden roeden zijn gevat. Bij het aanbrengen van glas in lood worden de roeden zo ver als nodig uiteengebogen om het glas erin te plaatsen. Vervolgens worden ze weer aangedrukt en aan de hoeken en kruisingen aan elkaar gesoldeerd. [N 67, 89l; monogr.]
II-9
|
30788 |
glas snijden |
glas snijden:
glas snęjǝ (K353p Tessenderlo)
|
Glas op maat snijden met behulp van een glassnijder. Zie ook het lemma 'Glassnijder'. [N 67, 90b]
II-9
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glasraam:
glasrōͅm (K353p Tessenderlo)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30285 |
glasdeur |
glazen deur:
glǭzǝ dø̜jǝr (K353p Tessenderlo)
|
Deur waarbij het paneel uit glas bestaat. [N 55, 29a]
II-9
|
30287 |
glaslatten |
glaslatten:
glaslatǝ (K353p Tessenderlo)
|
Latjes waarmee de glasruiten in de deur vastgezet worden. [N 55, 29c]
II-9
|
30792 |
glasrek |
glasrek:
glāsrɛk (K353p Tessenderlo)
|
Vierkant rooster met aan de onderzijde een bakje, waarin het glas, de hamer, de stopverf, etc. gelegd kunnen worden. [N 67, 91]
II-9
|