25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
heizel (K353p Tessenderlo),
hijzel (K353p Tessenderlo),
ijsel (K353p Tessenderlo),
ps. omgespeld volgens IPA.
ēͅisəl (K353p Tessenderlo)
|
ijzel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
het heizelt (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
hy(3)̄zelen (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
ps. omgespeld volgens IPA.
ēͅisəlt (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
hēͅzələn (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
ovendeur:
[oven]dø.i̯ǝr (K353p Tessenderlo)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
ē̜zǝr [eg] (K353p Tessenderlo),
ē̜zǝrǝ [eg] (K353p Tessenderlo)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (K353p Tessenderlo)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
haak:
haak (K353p Tessenderlo),
puthaak:
pøthōͅk (K353p Tessenderlo)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
ijzer:
eͅizərs (K353p Tessenderlo),
ijzer (K353p Tessenderlo)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illystrōͅsi (K353p Tessenderlo)
|
illustratie [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
17846 |
in beweging komen |
op gang komen:
op gang komen (K353p Tessenderlo)
|
In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kisten (K353p Tessenderlo)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 115 (2003)]
III-2-2
|