17701 |
ingewanden |
ingewanden:
ingəwan`n (K353p Tessenderlo)
|
ingewanden [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
ingewanden:
engǝwanǝn (K353p Tessenderlo)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
33017 |
ingezaaid land |
toegezaaid:
tugǝzǭǝt (K353p Tessenderlo)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
25447 |
ingezouten |
gezouten:
gǝzuǝn (K353p Tessenderlo),
gǝzȳtǝn (K353p Tessenderlo),
in de pekel gelegd:
en dǝ pēkǝl gǝlē (K353p Tessenderlo),
ingezouten:
engǝzø̜jtǝ (K353p Tessenderlo)
|
Dit lemma sluit volledig aan bij het lemma ''het vlees conserveren''. In de Leuvense vragenlijsten 1a-m en 27 werd naar het begrip "ingezouten" gevraagd. Deze twee vragen worden hier als apart lemma gehonoreerd. [L 1a-m; L 27, 40; Veldeke 22, 67]
II-1
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
plonzen:
plonsen (K353p Tessenderlo)
|
Met een zeker geluid water ergens in gieten (spetteren, klotsen, klateren, spatten, plonsen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33181 |
ingooien (in een kuiltje) |
gooien:
goi̯ǝ (K353p Tessenderlo),
inwerpen:
ewø̜rǝpǝ (K353p Tessenderlo)
|
[N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15]
I-5
|
34012 |
inhalen |
voorsteken:
vørstēʔǝ (K353p Tessenderlo)
|
Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33259 |
inkarnaatklaver, franse klaver |
franse klaver:
fransǝ [klaver] (K353p Tessenderlo),
frǭnsǝ [klaver] (K353p Tessenderlo),
topklaver:
tǫp[klaver] (K353p Tessenderlo)
|
Trifolium incarnatum L. Een 15 tot 60 cm hoge plant met helder scharlakenrode bloemhoofdjes die van mei tot juli bloeien. Het wordt in augustus gezaaid, levert in mei een flinke snee groenvoer op en wordt dan ondergeploegd. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; L 36, 35; monogr.]
I-5
|
32031 |
inkepen |
uitkavelen:
øtkāvǝlǝ (K353p Tessenderlo)
|
Met behulp van de zaag of beitel een groef in het hout maken, meestal met als doel om daar een ander stuk hout in of aan te voegen. [N 53, 237b]
II-12
|
21498 |
inkt |
inkt:
das bla:vən ɛnk (K353p Tessenderlo),
das blaaven ēnk (K353p Tessenderlo),
das blaavən enk (K353p Tessenderlo),
das blaven enk (K353p Tessenderlo),
da⁄s blaaven enk (K353p Tessenderlo),
da⁄s blaven enk (K353p Tessenderlo),
enk (K353p Tessenderlo)
|
Blauwe inkt. [ZND 36 (1941)] || inkt [ZND m]
III-3-1
|