23598 |
kaarsenpit |
wiek:
wiek (K353p Tessenderlo)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
kôëte (K353p Tessenderlo),
kaartspelen:
koͅ.ətspe.ln (K353p Tessenderlo)
|
kaarten [RND] || Kaarten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22759 |
kaarten (ww.)? |
tuisen:
tĕŭsse(n) (K353p Tessenderlo)
|
Tuisschen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kééəs (K353p Tessenderlo)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
24833 |
kaasjeskruid |
paternosterkruid:
paternosterkruid (K353p Tessenderlo)
|
Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.]
I-5
|
24442 |
kaasmijt |
made:
maai (K353p Tessenderlo)
|
mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22610 |
kaatsbal |
ketsbol:
ketsboͅl (K353p Tessenderlo)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|
22622 |
kaatsen |
kaatsen:
mee den bal
kaatse (K353p Tessenderlo),
met de bal spelen
kaatsen (K353p Tessenderlo),
met den bal
kaotsen (K353p Tessenderlo),
ketsen:
1 met de bal
ketsen (K353p Tessenderlo),
als kinderen (meisjes vooral) met twee of drie ballen naar omhoog werpen zolang ze kunnen
ketsen (K353p Tessenderlo),
met de bal spelen:
me. də boͅl tə spe.ln (K353p Tessenderlo)
|
kaatsen [RND] || Kent u het werkwoord kaatsen (met de bal)? [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
20628 |
kabeljauw |
kabeljauw:
kabeljauw (K353p Tessenderlo)
|
kabeljauw [Willems (1885)]
III-2-3
|
23212 |
kabouter |
kabouter:
ne kaboter (K353p Tessenderlo),
ne kabuiter (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
kaboutertje:
kabotərkən (K353p Tessenderlo)
|
Een kabouter (klein mannetje uit de sprookjes). [ZND 27 (1938)] || Kabouter. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|