e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kliefblok kliefblok: klif˱blǫk (Tessenderlo) Zwaar houten blok of boomstronk waarop de bol in stukken wordt gekliefd. [N 97, 48] II-12
kliefhamer kliefhamer: klīfhǭmǝr (Tessenderlo) De zware, houten hamer met lange steel die samen met de kliefbijl wordt gebruikt om hout te klieven. De kop van de hamer is volgens de respondent uit Eygelshoven (Q 119) versterkt met ijzeren banden (īzǝrǝ bɛŋ). De kliefhamer wordt onder meer gebruikt door de timmerman, de wagenmaker, de klompenmaker en de kuiper. Zie ook afb. 4.' [N E, 8a; N G, 40c; N 53, 128; N 75, 133c; A 29a, 1; monogr.] II-12
kliefhout kliefkruis: klīfkrǫwǝs (Tessenderlo) Het houtje of ijzertje waarmee men wissen klieft. Zie ook afb. 265. [N 40, 86; monogr.] II-12
klierziekte poliepen: de polippen zwellen (Tessenderlo), sint-markoen: t sintmarkun (Tessenderlo) hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)] III-1-2
klieven klieven: klieven (Tessenderlo) Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)] III-1-2
klimop klimop: -  klimoep (Tessenderlo) klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klink liggen klink liggen: kleŋk legǝ (Tessenderlo) Gezegd van een steigerplank die niet voldoende is ondersteund. [N 32, 4] II-9
klink voor de riesterstaaf kleine klink voor de drieshaak: klān klenk ˲vø̜r dǝn drishǭk (Tessenderlo) De beugel met gaatjes, die soms onder aan de ploegstaart was aangebracht ter bevestiging van de stang waarmee de stand van het riester geregeld kon worden. [N 11, 31.V.d add.] I-1
klinkhamer riveerhamer: rǝvęjǝrhǭmǝr (Tessenderlo) Hamer voor klinkwerkzaamheden. Volgens verschillende zegslieden wordt als klinkhamer vaak een bankhamer gebruikt. Dit type hamer heeft een kop van staal en een houten handvat. Het gewicht ligt rond de 1,3 kg. De pen aan de kop van de hamer wordt gebruikt om de klinknagelkop te vormen, de vlakke baan voor het slaan op de ophaler en dopper. Zie ook afb. 178 en de toelichting bij de lemmata "bankhamer", "ophaler" en "dopper". [N 33, 64; N 64, 39h; N 66, 6h; monogr.] II-11
klinknagel rivet: rǝvęt (Tessenderlo) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11