24539 |
kornoelje (alg.) |
kornoelje:
kərnulijən (K353p Tessenderlo)
|
kornoelje [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
21500 |
korporaal |
korporaal:
koporael (K353p Tessenderlo),
korperaol (K353p Tessenderlo),
korp⁄raol (K353p Tessenderlo),
korreperoal (K353p Tessenderlo),
korrəpəraol (K353p Tessenderlo),
kòrpərōl (K353p Tessenderlo)
|
korporaal [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18604 |
korset |
korset (<fr.):
kərsē (K353p Tessenderlo)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20617 |
korst |
korst:
verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.
kest (K353p Tessenderlo),
kəskən (K353p Tessenderlo)
|
eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
17797 |
kort geknipt haar |
stoppels:
stoppelen (K353p Tessenderlo)
|
Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)]
III-1-1
|
18361 |
kort onderrokje |
rokje:
rokske (K353p Tessenderlo),
roͅkskə (K353p Tessenderlo)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18330 |
kort schortlint |
kort lint:
køtə lentə (K353p Tessenderlo),
korte linten
kötte lente (K353p Tessenderlo)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempmig (K353p Tessenderlo),
doemix (K353p Tessenderlo)
|
dempig [ZND m] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
fluitjesbroek:
fluitjesbroek (K353p Tessenderlo)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
get:
geͅt (K353p Tessenderlo),
gèt (K353p Tessenderlo),
-> een paar getten.
get (K353p Tessenderlo),
Waar de schoenen niet aan vast zijn.
get (K353p Tessenderlo)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|