e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krabben dabben: dabə (Tessenderlo, ... ), krabben: krabə (Tessenderlo, ... ), krabən (Tessenderlo), ruisen: rəsə (Tessenderlo) krabben [ZND 01 (1922)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
krakende schoen kraakschoen: kraokschoene (Tessenderlo), krōͅksXunə (Tessenderlo) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kralen van de rozenkrans bolletjes: bollekes (Tessenderlo) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kram sluithaak: (mv)  slǫu̯ǝthǭkǝ (Tessenderlo), weikram: wājkram (Tessenderlo) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] || U-vormig gebogen ijzerdraad die aan beide einden van een punt is voorzien. [N 54, 18; monogr.] I-13, II-12
kramer kramer: kre:mər (Tessenderlo), kremer (Tessenderlo), bohemer of marktman  kremer (Tessenderlo), foorkramer die gewoonlijk met n kraam op de markt staan  kremer (Tessenderlo), iemand die met een kar rond rijdt waar hij in woont  kramer (Tessenderlo), man die de kermissen afgaat met paardjesmolens enz.  kremer (Tessenderlo), mensen die in woonwagens rondtrekken doch niet op markten gaan staan, maar aan de deuren leuren of vodden opkopen  kre:mər (Tessenderlo) kramer [ZND 01 (1922)] || Kramer. [ZND 36 (1941)] III-3-1
krampig (het heeft) krampbenen: krambii̯nǝ (Tessenderlo), (het heeft) krampen: krampǝ (Tessenderlo) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
krant gazet (<fr.): gəzet (Tessenderlo) krant [ZND 17 (1935)] III-3-1
kraspen koperen pen: kōpǝrǝ pɛn (Tessenderlo) In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.] II-11
krassen krassen: krəsən (Tessenderlo, ... ) krassen [ZND 01 (1922)] || krassen (van een schone tafel) [ZND 28 (1938)] III-4-4
kreeft kreeft: krĕêft (Tessenderlo), ook in ZND 28, 048  kreft (Tessenderlo, ... ) kreeft [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-2-3