32067 |
latnagel |
latnagel:
latnǭgǝl (K353p Tessenderlo)
|
Draadnagel, die wordt gebruikt om latten, zoals die bijvoorbeeld bij het timmeren van een gebint worden gebruikt, vast te zetten. Volgens de respondent uit Mechelen (Q 204a) hadden latnagels nummer 27/11; ze waren dan dus 2.25 duim (± 5.5 cm) lang. [N 54, 16b; monogr.]
II-12
|
24990 |
lauw |
lauw:
laaf waeter (K353p Tessenderlo),
laaf waoter (K353p Tessenderlo),
lāf (K353p Tessenderlo)
|
lauw [ZND m] || Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18356 |
lederen pantoffel |
slof:
sloeffe (K353p Tessenderlo),
sluf (K353p Tessenderlo)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32187 |
ledikanthaak, ledikanthoekijzer |
bedhaak:
bęthǭk (K353p Tessenderlo)
|
Metalen plaat met twee haakvormige uitsteeksels, waarmee de zijsponden aan de hoofd- en voetensponde kunnen worden vastgemaakt. De haken van de ledikanthaak passen in de sleuven van een metalen plaat, het hoekijzer, dat op hoofd- en voetensponde wordt geschroefd. Zie ook afb. 177. [N 54, 110a-b]
II-12
|
32186 |
ledikantschroef |
bedveer:
bęt˲vē̜r (K353p Tessenderlo)
|
Speciaal soort schroef waarmee de zijsponde van een bed aan hoofd- en voetensponde wordt vastgemaakt. In de ronde kop van de schoef is een gat aangebracht waarin een schoevendraaier of, aldus de respondent uit Bilzen (Q 83), een drevel kan worden gestoken om de schroef aan te draaien. Om de ledikantschroef te kunnen bevestigen wordt in de zijsponde een gleuf uitgehakt. Zie ook afb. 176. De schroef wordt ook wel gebruikt om zij- en bovenkant van kasten met elkaar te verbinden. [N 54, 111]
II-12
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
eeuverdum (K353p Tessenderlo),
ei-jəvərdoem (K353p Tessenderlo),
eieverdoem (K353p Tessenderlo),
ijëverdoem (K353p Tessenderlo),
éəvərdŏĕm (K353p Tessenderlo)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)]
III-2-2
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leeg (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
dopper:
ook materiaal znd 30, 4
dopper (K353p Tessenderlo),
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
leegloeəper (K353p Tessenderlo),
lēxlūəpər (K353p Tessenderlo)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24931 |
leem, pijpaarde |
leem:
ps. of letterlijk overnemen: li.\\m?
līəm (K353p Tessenderlo)
|
leem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
30186 |
leemspecie |
leem:
lījǝm (K353p Tessenderlo)
|
Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.]
II-9
|