18571 |
lichte overjas |
demi-saison (fr.):
demi-soison (K353p Tessenderlo)
|
herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26526 |
lichten |
bijhouden:
bē̜hęjǝvǝ (K353p Tessenderlo),
uitlichten:
ø̜̜tlextǝ (K353p Tessenderlo)
|
De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144]
II-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
krikkel:
ook materiaal znd 28, 49
kriəl (K353p Tessenderlo)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21473 |
lid van een vereniging |
lid:
ee lid van een vereejeneging (K353p Tessenderlo),
een lid, ik ben erbij (K353p Tessenderlo),
lit (K353p Tessenderlo)
|
lid [ZND m] || Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
armen en benen:
eͅrəmə en bijənə (K353p Tessenderlo)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
e lii(ii)t (K353p Tessenderlo),
lied (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo),
liedje:
e lieke (K353p Tessenderlo),
ed lieke (K353p Tessenderlo),
lee(ii)ke (K353p Tessenderlo),
li.ʔə (K353p Tessenderlo),
li`ən (K353p Tessenderlo),
lieke (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || lied [GTRP (1980-1995)] || Lied (enk. en mv.). [ZND 01 (1922)] || Lied. [Willems (1885)] || Lied: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
liekes (K353p Tessenderlo),
meervoud
li`əs (K353p Tessenderlo)
|
Lied. [Willems (1885)] || Liederen. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
18881 |
liefkozen |
aaien:
ājən (K353p Tessenderlo)
|
liefkozen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
li:xən (K353p Tessenderlo),
liege (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
liege(n) (K353p Tessenderlo),
liegen (K353p Tessenderlo)
|
liegen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
li:s (K353p Tessenderlo),
līs (K353p Tessenderlo),
vang:
(mv)
vaŋkǝ (K353p Tessenderlo)
|
De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || lies [ZND m] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
I-9, III-1-1
|