33925 |
opmaken van staart en manen |
opslenderen:
upslendǝrǝ (K353p Tessenderlo),
slenderen:
slendǝrǝ (K353p Tessenderlo),
vlechten:
vlɛxtǝ (K353p Tessenderlo)
|
In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b]
I-9
|
29110 |
opnaaisel |
koppel:
kǫpǝl (K353p Tessenderlo)
|
Omgenaaide plooi in een kledingstuk waardoor het korter wordt. [N 62, 20]
II-7
|
19235 |
opnieuw beginnen |
opnieuw beginnen:
oepnief beginnen (K353p Tessenderlo),
opnift bəginnən (K353p Tessenderlo),
optenieuw beginnen:
oeppenift bəginne (K353p Tessenderlo),
vanher beginnen:
van haar beginne (K353p Tessenderlo),
van haar bəgEnnən (K353p Tessenderlo),
van haar bəginnnə (K353p Tessenderlo),
van haar bəginnə (K353p Tessenderlo)
|
opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
32928 |
opper |
opper:
ǫpǝr (K353p Tessenderlo)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
17566 |
opperhuid |
vel:
veͅl (K353p Tessenderlo)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29016 |
oppoffen |
oppoffen:
uppufǝ (K353p Tessenderlo)
|
Tot een pof opnemen. [N 62, 29]
II-7
|
18030 |
oprispen |
opwerpen:
oepwərpen (K353p Tessenderlo),
upwərəpen (K353p Tessenderlo)
|
oprispen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
31429 |
opruimer, ruimijzer, handspitsboor |
ruimer:
rǫwǝmǝr (K353p Tessenderlo),
wringijzer:
vreŋē̜zǝr (K353p Tessenderlo)
|
In het algemeen een werktuig om geboorde gaten ruimer te maken of te zuiveren. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het ruimijzer. Vaak is het uitgevoerd als een lange, priemvormige, piramidale staaf van gehard staal. De doorsnede van het werktuig is dan meestal vijfhoekig, maar er bestaan ook kortere, kegelvomige ruimijzers waarin verschillende, naar de top toe lopende groeven gevijld zijn, die een snijdend effect veroorzaken. De opruimer kan in de boormachine worden gespannen met of de hand worden gedraaid. In het laatste geval wordt het werktuig dan soms geplaatst in een wringijzer, een staaf met in het midden een vierkant, verstelbaar gat. Zie ook afb. 131. [N 33, 136; N 33, 144; N 33, 163; N 33, 337; N 64, 64; N 66, 17f; monogr.]
II-11
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opschouëven (K353p Tessenderlo)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
32413 |
opsnijder |
opdraaier:
up˱drǫwǝr (K353p Tessenderlo
[(werd gebruikt voor het afwerken van de binnenkant van de kap)]
)
|
Een werktuig dat lijkt op het bodemmes en dient om de binnenkant van de klompopening van de in de heulbank geplaatste klomp glad te maken en bij de afwerking van de klomp de scherpe kanten aan de binnenkant van de klompopening weg te snijden. De afmetingen van de opsnijder variëren al naar gelang de werkzaamheden die er mee moeten worden uitgevoerd. Zie ook afb. 248. [A 29a, 10a-b; A 29a, 11a-b; A 29a, 12a-c; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|