18406 |
parfum |
reuk:
reuk (K353p Tessenderlo)
|
Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
`kerkelijke gemeente + pastoor`
ən parochi (K353p Tessenderlo),
`kerkelijke gemeente`
ən parochie (K353p Tessenderlo)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
32377 |
pasbank |
pasplank:
pasplãŋk (K353p Tessenderlo)
|
Bankje, tafeltje of houten blok waarop de ene klomp van een paar in wording, model staat voor de andere. De linker- en de rechterklomp van een paar moeten elkaars spiegelbeeld zijn. [N 97, 12; A 29a, 3]
II-12
|
23231 |
pasen |
pasen:
paose valt laot (K353p Tessenderlo)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
nuchtere mutten:
nøxtǝrǝ mø.tǝ (K353p Tessenderlo)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
29025 |
pasklaar |
in de pas:
en ǝ pas (K353p Tessenderlo),
pasklaar:
pasklęjǝr (K353p Tessenderlo)
|
Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW]
II-7
|
28944 |
pasmodel |
maatbroek:
mǭt˱bruk (K353p Tessenderlo),
maathemd:
mǭthøm (K353p Tessenderlo),
maatkleed:
mǭtkli-jǝt (K353p Tessenderlo)
|
Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5]
II-7
|
28844 |
passement |
galon:
gal-n (K353p Tessenderlo)
|
Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|
18183 |
passen |
aanpassen:
ǭmpasǝ (K353p Tessenderlo),
goed zitten:
zit xōēt (K353p Tessenderlo),
passen:
passen (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo,
K353p Tessenderlo),
pasǝ (K353p Tessenderlo)
|
Bij het maken van de ene klomp van een paar steeds nagaan of het correspondeert met de andere klomp op de pasbank. [N 97, 62] || Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)]
II-12, II-7, III-1-3
|
33561 |
pastinaak |
pastenakenpoten:
pasənoͅəpuətn (K353p Tessenderlo)
|
pastinaak [ZND 05 (1924)]
I-7
|