18424 |
plooirok |
plooienrok:
i.e. met plooien.
plŏĕwəròk (K353p Tessenderlo)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
33707 |
poel |
poel:
pūl (K353p Tessenderlo)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
19958 |
poetsen |
uitkuisen:
øtkøsǝn (K353p Tessenderlo)
|
De overtollige eindjes wis die aan de binnen- en buitenkant van de mand uitsteken, met behulp van een poetsmes wegsnijden. Zie ook het volgende lemma. Een uitstekend eind van een wis werd in Sint Truiden (P 176) kout (kǫwt) genoemd. [N 40, 74; monogr.]
II-12
|
32520 |
poetsmes |
kuismes:
køsmęs (K353p Tessenderlo)
|
Het mes waarmee de uitstekende eindjes worden afgesneden. Zie ook afb. 279. [N 40, 75; monogr.]
II-12
|
18544 |
pofbroek |
sportbroekje:
sportbroekske (K353p Tessenderlo)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
poefmouw (K353p Tessenderlo),
pufmęjǝf (K353p Tessenderlo),
i.e. korte mouw die opgepoeft is.
pŏĕfmijəf (K353p Tessenderlo)
|
Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.] || pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] || Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)]
II-7, III-1-3
|
18052 |
pokdalig |
pokkelig:
pokkelig (K353p Tessenderlo)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig, pokkelig). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
19418 |
poken |
keuteren:
keuteren (K353p Tessenderlo),
keutərə (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
køtərən (K353p Tessenderlo)
|
in de kachel poken [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
22752 |
polichinelle |
kwiebus:
kwiebes (K353p Tessenderlo)
|
Polichinelle. [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
21569 |
politie |
politie (< lat.):
de politie heeft hem gepakt (K353p Tessenderlo)
|
De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|