e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rafelen rafelen: rafelen (Tessenderlo), raofələ (Tessenderlo), rǭfǝlǝ (Tessenderlo) Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3
ragebol halve maan: halve maan (Tessenderlo) ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rails rails (<eng.): rals (Tessenderlo, ... ), rels (Tessenderlo, ... ), rɛls (Tessenderlo), sporen: spoweren (Tessenderlo) rails [ZND 41 (1943)] III-3-1
rakelijzer keuterhaak: kø̜tǝrhǭk (Tessenderlo) IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32] II-11
rammelaar rijder: rēͅər (Tessenderlo) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rammenas rammenas: ramenas (Tessenderlo), rammənatsj (Tessenderlo), ramənats (Tessenderlo) [ZND 41 (1943)] I-7
rand kroonrand: kruwǝnrãnt (Tessenderlo) De bovenste rand van de mand, meestal gevlochten uit de uiteinden van de rechtopstaande wissen. [N 40, 66] II-12
rand van een hoed rand: rant (Tessenderlo) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rank paard (een) ranke: raŋkǝ (Tessenderlo), (een) smalle: smalǝ (Tessenderlo), (paard met) weinig lichaam: wɛ̄nex lexam (Tessenderlo) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  göstig (Tessenderlo) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3