e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rozenkrans paternoster: paoternoster (Tessenderlo) De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransgebed rozenkrans: roewezekrááns (Tessenderlo) Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkransmaand rozenkransmaand: roewezekráánsmant (Tessenderlo) De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)] III-3-3
ruche ruche: røš (Tessenderlo) Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.] II-7
rug rug: pijn in menne rug (Tessenderlo), rug (Tessenderlo), rych (Tessenderlo, ... ), røx (Tessenderlo, ... ) de rug [ZND 29 (1938)] || Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || rug [ZND 06 (1924)], [ZND m] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, II-10, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: røx (Tessenderlo) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
ruggengraat paternoster: pōͅtərnoͅstər (Tessenderlo), ruggengraat: røgəgrōͅt (Tessenderlo), ruggenstreng: røgəstreͅŋ (Tessenderlo) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: wervəl (Tessenderlo), weͅrəvəl (Tessenderlo) [N 10 (1961)] III-1-1
rugriem rugriem: rugriem (Tessenderlo) Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69] I-10
ruien ruiven: raoëve (Tessenderlo) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1