e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnendeur tussen stal en schuur staldeur: [stal]døi̯ǝ̜r (Tessenderlo) De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c] I-6
binnendeur tussen woonhuis en stal staldeur: [stal]døi̯ǝr (Tessenderlo), [stal]dø̄r (Tessenderlo) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenkant binnenkant: benǝkãnt (Tessenderlo) De binnenkant van een paar klompen, d.w.z. de rechterkant van de linkse en de linkerkant van de rechtse klomp. [N 97, 29] II-12
binnenreep, binnenketting binnenreep: benǝrijǝp (Tessenderlo) De luireep waarmee de zakken, binnen de windmolen, worden opgetrokken en neergelaten. Zie ook afb. 65. [N O, 25c] II-3
binnenroede binnenroede: benǝruj (Tessenderlo) De roede die zich het dichtst bij de molenromp bevindt. [N O, 1b; N O, 6c] II-3
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen kalotje (<fr.): kaløͅtšə (Tessenderlo) mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3
binnenspie spie/spij: spi (Tessenderlo) De houten spie die tussen het in de heulbank geplaatste paar klompen wordt geslagen. De binnenspie dient om de klompen onderling een evenwijdige stand te geven. Zie ook afb. 239. Vaak wordt de binnenspie als laatste ingeslagen; hij zet dan het geheel van klompen en zetklossen definitief vast. Zie ook het lemma ɛsleutelɛ.' [N 97, 15; A 29a, 6b] II-12
binnenstebuiten averechts: averechts (Tessenderlo), e:vəraeks (Tessenderlo) Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)] || krang (t binnenste buiten, averechts) [ZND 01 (1922)] III-1-3
binnentrap binnentrap: benǝntrap (Tessenderlo), beṅtrap (Tessenderlo) De trap die de verdiepingen in de molen verbindt. [N O, 49c; Sche 17] II-3
binnenwerk binnen schilderen: benǝ sxeldǝrǝ (Tessenderlo) Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a] II-9