33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
staldeur:
[stal]døi̯ǝ̜r (K353p Tessenderlo)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
staldeur:
[stal]døi̯ǝr (K353p Tessenderlo),
[stal]dø̄r (K353p Tessenderlo)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
32437 |
binnenkant |
binnenkant:
benǝkãnt (K353p Tessenderlo)
|
De binnenkant van een paar klompen, d.w.z. de rechterkant van de linkse en de linkerkant van de rechtse klomp. [N 97, 29]
II-12
|
26315 |
binnenreep, binnenketting |
binnenreep:
benǝrijǝp (K353p Tessenderlo)
|
De luireep waarmee de zakken, binnen de windmolen, worden opgetrokken en neergelaten. Zie ook afb. 65. [N O, 25c]
II-3
|
26139 |
binnenroede |
binnenroede:
benǝruj (K353p Tessenderlo)
|
De roede die zich het dichtst bij de molenromp bevindt. [N O, 1b; N O, 6c]
II-3
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalotje (<fr.):
kaløͅtšə (K353p Tessenderlo)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32387 |
binnenspie |
spie/spij:
spi (K353p Tessenderlo)
|
De houten spie die tussen het in de heulbank geplaatste paar klompen wordt geslagen. De binnenspie dient om de klompen onderling een evenwijdige stand te geven. Zie ook afb. 239. Vaak wordt de binnenspie als laatste ingeslagen; hij zet dan het geheel van klompen en zetklossen definitief vast. Zie ook het lemma ɛsleutelɛ.' [N 97, 15; A 29a, 6b]
II-12
|
18225 |
binnenstebuiten |
averechts:
averechts (K353p Tessenderlo),
e:vəraeks (K353p Tessenderlo)
|
Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)] || krang (t binnenste buiten, averechts) [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
26057 |
binnentrap |
binnentrap:
benǝntrap (K353p Tessenderlo),
beṅtrap (K353p Tessenderlo)
|
De trap die de verdiepingen in de molen verbindt. [N O, 49c; Sche 17]
II-3
|
30712 |
binnenwerk |
binnen schilderen:
benǝ sxeldǝrǝ (K353p Tessenderlo)
|
Schilderwerk binnenshuis. [N 67, 67a]
II-9
|