31892 |
schuurband |
schuurband:
sxūrbãnt (K353p Tessenderlo)
|
De lange band schuurpapier die over de twee schijven van de bandschuurmachine loopt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149c]
II-12
|
30688 |
schuurblok |
schuurblok:
sxūrblǫk (K353p Tessenderlo)
|
Rubber, kurken of houten blokje waaromheen het schuurpapier wordt gedaan. [N 67, 60d]
II-9
|
31889 |
schuurblok, schuurkurk |
schuurblokje:
sxūrblǫkskǝ (K353p Tessenderlo)
|
Houten of kurken blokje waar het schuurpapier omheen wordt gewikkeld tijdens het schuren. Zie ook het lemma ɛschuurblokɛ in wld II.9, pag. 206.' [N 53, 148b; monogr.]
II-12
|
33432 |
schuurkelder, aardappelkelder |
patattenkelder:
pǝtɛtǝkęldǝr (K353p Tessenderlo),
pǝtɛʔǝkęldǝr (K353p Tessenderlo)
|
Onder de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer kan zich een kelder bevinden die ten dele uitgegraven, ten dele hoger dan de begane grond gelegen is. De kelder wordt gebruikt als bewaarplaats voor aardappelen, bieten en soms granen. Opgenomen zijn ook benamingen voor een kelder elders in de schuur of net buiten de schuur, die toegankelijk is vanuit de schuur. Omdat de aardappelkelder, die vroeger veelal onder de oven was (vergelijk het lemma "ovenkelder", (3.1.7), tegenwoordig ook vaak in de schuur te vinden is (waarbij de benaming niet veranderde), zijn de benamingen voor de aardappelkelder hier ook opgenomen, vooral omdat ze overeenstemmen met die voor de kelder onder de tasruimte. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70c en 71d; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 25c; N 5, 136]
I-6
|
31143 |
schuurmachine, schrooimachine |
schuurmachine:
sxūrmašin (K353p Tessenderlo)
|
Moderne machine waarme men schuurt en schrooit. Ze bestaat uit een as waaromheen rollen met schuurpapier zitten. De schuurmachine is meestal gecombineerd met de uitpoetsmachine. Zie het lemma gecombineerde machine. [N 60, 243b; N 60,243a]
II-10
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
sxūrpapīr (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal zijn aangebracht. Het schuurmateriaal van schuurpapier wordt normaal onderverdeeld in grove, middel en fijne korrel. Daartussen bestaan nog diverse gradaties, die worden uitgedrukt in nummers die ongeveer overeenkomen met het aantal korrels per vierkante centimeter. Zie ook de lemmata "schuurpapier" en "waterproof-schuurpapier" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II. 9, pag. 205. [N 33, 233; N 33, 234; N 64, 56a; N 64, 56c; monogr.] || Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.]
II-11, II-9
|
33416 |
schuurpoort |
dobbele schuurdeur:
dǫbǝl sxyrdøi̯ǝr (K353p Tessenderlo),
schuurdeur:
sxȳrdø̄r (K353p Tessenderlo)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
31146 |
schuurrol |
schuurrol:
sxūrrǫl (K353p Tessenderlo)
|
Rol met schuurpapier, onderdeel van de gecombineerde machine. [N 60, 243c]
II-10
|
31550 |
schuursteen |
puimsteen:
pǫwǝmstijǝn (K353p Tessenderlo)
|
Brok zandsteen of puimsteen voor schuurwerk. Puimsteen is een vulkanisch gesteente met een sponsachtig uiterlijk. Zie ook het lemma "puimsteen" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 205. [N 33, 260; N 33, 380; N 64, 57a; monogr.]
II-11
|
31899 |
schuurstof |
schuursel:
sxūrsǝl (K353p Tessenderlo)
|
De fijne, stuivende houtdeeltjes die bij het schuren ontstaan. [N 55, 190]
II-12
|