e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe klei klei: klai̯ (Tessenderlo) De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44] I-8
blauwe reiger, reiger reiger: raaijer (Tessenderlo), raaiər (Tessenderlo), raajer (Tessenderlo), raaër (Tessenderlo), rijgər (Tessenderlo) reiger [ZND 41 (1943)] III-4-1
blauwe steen berookte steen: bǝrø̜ktǝ stijǝn (Tessenderlo) Baksteen die tijdens het bakken gerookt werd en dientengevolge een blauwe tint heeft. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛblauwstokenɛ in de paragraaf over de vervaardiging van dakpannen. Schuddinck (pag. 84) merkt over dit soort stenen op dat ze in een zgn. ɛblauwe ovenɛ worden gebakken. Men steekt daarbij groen elzehout in de stookgaten v√≥√≥r de oven afgekoeld is. De stenen blijven enkele dagen in de rook van het elzenhout en worden daardoor in- en uitwendig blauw. De invuller uit L 210 vermeldt dat rook niet van invloed is op de kleur steen, maar de kwaliteit of soort klei: rivierklei (kalkhoudend) bakt geel; bergklei (ijzerhoudend) bakt rood; bergklei waaronder vette klei (l√∂ss) is gemengd, bakt blauw.' [N 30, 52c] II-8
blauwsel blauwsel: blātsǝl (Tessenderlo) Soort blauw poeder dat men aan witkalk toevoegt om deze witter te doen lijken. Het toevoegen van blauwsel noemde men in Q 3 'blauwselen' ('blotsǝlǝ'), in Q 121 'blauwen' ('blø̜jǝ'). [N 67, 66f] II-9
blazen blazen: blōͅsə (Tessenderlo), bloͅzə (Tessenderlo) blazen [N 10b (1961)] III-1-1
bleek bleek: bli:ək (Tessenderlo), blieë gezicht (Tessenderlo), zo wit als een dode: hij zie zoo wit as nen doe`e (Tessenderlo) bleek [ZND m] || hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
blekijzer blekijzer: blękē̜zǝr (Tessenderlo), blekker: blękǝr (Tessenderlo) Gereedschap waarmee men de wissen blekt. Meestal is dit een ijzeren klem die op een zwaar stuk hout bevestigd is. Zie ook afb. 263. Soms wordt ook een gespleten stok gebruikt die in de grond gestoken wordt. Dit laatste is het geval in Stramproy (L 318). In Zonhoven (Q 1) gebruikt men een dikke eiken stok als kliever en in Diepenbeek (Q 71) heeft men daarvoor twee ijzers in een V-vorm. [N 40, 24; N 40, 27; N 40, 30; monogr.] II-12
blekmachine blekmachine: blękmašīn (Tessenderlo) Machine waarmee de wissen ontschorst worden. Zie ook afb. 264. [N 40, 30] II-12
blij blij: blɛ̄ (Tessenderlo) blij [ZND 01 (1922)] III-1-4
blijven wachten blijven: blēīve(n) (Tessenderlo), blijve(n) (Tessenderlo) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4