24247 |
sperwer |
sperwer:
sperrever (K353p Tessenderlo)
|
sperwer [Willems (1885)]
III-4-1
|
28513 |
speurbijen |
speurders:
spø̄rdǝrs (K353p Tessenderlo)
|
Werksters die een paar dagen voordat een bijenvolk gaat zwermen, gaan zoeken naar een nieuwe woning. Spleten en reten, holle bomen, schoorstenen en lege korven zijn mogelijke woonplaatsen. [N 63, 31a]
II-6
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (K353p Tessenderlo)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
30443 |
spie van het anker |
cale:
kál (K353p Tessenderlo),
spie/spij:
spi (K353p Tessenderlo)
|
De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.]
II-9
|
30778 |
spiegelglas |
spiegelglas:
spīgǝlglas (K353p Tessenderlo)
|
Gegoten glas dat door slijpen en polijsten geheel doorzichtig is geworden. Spiegelglas kan in grote diktes en afmetingen geleverd worden en wordt vooral voor winkelruiten gebruikt. [N 67, 89g]
II-9
|
17569 |
spier |
spier:
spir (K353p Tessenderlo)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29816 |
spiesteen, boogsteen |
sluitsteen:
slǭwǝtstijǝn (K353p Tessenderlo)
|
Metselsteen met naar één kant aflopende dikte. Zie ook afb. 27. [N 32, 24a; monogr.]
II-8
|
21373 |
spijbelen |
haagschool houden:
haochschōl hɛ̄əv⁄n (K353p Tessenderlo),
haogschool hijëven (K353p Tessenderlo),
haagschool houden
hoͅ:gschol hɛijəvə (K353p Tessenderlo)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] || Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
32071 |
spijkerbak |
nagelbak:
nǭgǝlbak (K353p Tessenderlo),
nagelenbak:
nǭgǝlǝbak (K353p Tessenderlo)
|
In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.]
II-12
|
18202 |
spijkerbroek |
jeansbroek:
jeansbroek (K353p Tessenderlo)
|
Spijkerbroek [spijkerbroek, -boks, jeansbroek, jeans] [N 114 (2002)]
III-1-3
|