34028 |
stamboekkoe |
ingeschreven koe:
ingǝsxrevǝ [koe] (K353p Tessenderlo)
|
Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.]
I-11
|
34056 |
stamboekstier |
gekeurde stier:
gǝkø̄rdǝ stīr (K353p Tessenderlo),
gekeurde var:
gǝkø̄rdǝ vār (K353p Tessenderlo),
stier van het stamboek:
stīr vant stambuk (K353p Tessenderlo)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
26871 |
stamper |
dammer:
damǝr (K353p Tessenderlo)
|
Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.]
II-9
|
20677 |
stamppot |
potage:
pətazi (K353p Tessenderlo)
|
stamppot [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
25934 |
stand voorbij het midden |
op de bil:
up˱ dǝ bēl (K353p Tessenderlo)
|
De stand waarbij de rechtstaande roede net voorbij het midden is. De bovenste wiek bevindt zich dan links van een denkbeeldige, verticale lijn. Zie ook afb. 3. In l 265 kon men aan deze stand zien dat er niet gemalen werd wegens reparaties, terwijl in K 353, l 289, l 318, l 321 en l 374 bij deze stand de molenstenen gescherpt werden. In K 357 en P 51 werd het wiekenkruis zo geplaatst bij een geboorte in de familie van de molenaar. In l 164 duidde de stand in het algemeen vreugde aan, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een geboorte. In l 289 en l 316 daarentegen werd de stand gebruikt om rouw aan te geven. Achter de plaatscode is tussen ronde haken opgenomen wat de stand voorbij het midden in de betreffende plaats betekende. [N O, 8c; N O, 8e; N O, 34a add.]
II-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
standbɛ.lt (K353p Tessenderlo)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
25987 |
standerd |
staak:
stǭk (K353p Tessenderlo),
standerd:
standǝrt (K353p Tessenderlo)
|
De zware verticale houten balk waar de vierkante romp of molenkast van de standerdmolen op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42a; A 42A, 90; Sche 12]
II-3
|
25960 |
standerdmolen |
kas:
kas (K353p Tessenderlo)
|
Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93]
II-3
|
30590 |
standolie |
standolie:
stānt˱øǝli (K353p Tessenderlo)
|
Lijnolie die gedurende 8 à 10 uur tot 3000 C. werd verhit. De lijnolie wordt daardoor stroperig en lichtgeel of groen van kleur. [N 67, 13d]
II-9
|
30602 |
standolieverf |
standolie:
stanøǝli (K353p Tessenderlo)
|
Verf die is samengesteld uit oude standolie, terpentijnolie en zuivere verfstoffen. Standolieverf wordt vooral voor schilderwerk binnenshuis gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19d]
II-9
|