e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefdochter stiefdochter: stiefdochter (Tessenderlo) De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: stīfmudər (Tessenderlo) stiefmoeder [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefouders stiefouders: stiefauders (Tessenderlo) De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefvader stiefvader: stīfvaddər (Tessenderlo) stiefvader [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: stiefzoon (Tessenderlo) De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)] III-2-2
stier stier: stīr (Tessenderlo), var: vār (Tessenderlo) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen scheef: schijəf (Tessenderlo), stram: stram (Tessenderlo) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stɛsəl (Tessenderlo) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stijfsel (Tessenderlo), stijfselpap: stesselpap (Tessenderlo), stijfselpap (Tessenderlo) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stēbø̄.gǝls (Tessenderlo) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10